Opleiden voor/in de toekomst

Toen ik klein was wilde ik altijd stewardess worden. Veel reizen, exotische landen bezoeken, vreemde talen spreken. Dat ik ook uren lang koffie moest schenken, vervelende verhalen aanhoren, jetlag weerstaan en me in nauwe ruimtes bewegen – daar stond ik niet bij stil. Overigens dacht ik dat ik dit nooit zou worden: stewardess. Ik had immers een brilletje? Lenzen, daar dachten we toen nog niet over na.

Het mag duidelijk zijn dat er in onderwijsland veel is veranderd. Ik ben gelukkig op mijn pootjes terecht gekomen (niet als stewardess). Toch moet ik de laatste tijd terugdenken aan de tijd dat jongens buschauffeur wilden worden of brandweerman en de meisjes juf of verpleegster. Want is dat nog wel zo? Dat we opleiden voor een beroep?

Veel opleiders verwachten dat we in de nabije toekomst alleen nog opleiden voor een generieke rol, met daarbij een aantal specifieke taken. Nu nog studeren er accountants af; straks alleen nog project managers met administratieve vaardigheden en consultants met kennis van het verzekeringswezen. Nu nog leveren we verpleegkundigen en artsen af; straks verzorgenden met een aantekening op bepaalde medische specialisaties. Er ontstaan uitstroomprofielen, waarbij de afgestudeerde op een breed scala van arbeidsplaatsen inzetbaar wordt. Hoe ziet dit plaatje eruit als we naar praktijkonderzoek kijken? Op het hbo? Ik verwacht dat het programma voor praktijkonderzoek straks een generieke en een specifieke lijn volgt:

  • Ieder uitstroomprofiel kent zijn specifieke competenties als het gaat om het opzetten en uitvoeren van praktijkonderzoek. Zo zullen verpleegkundigen (om dit voorbeeld nog maar eens te pakken) vaker correlatie-analyses moeten kunnen uitvoeren, de samenhang tussen resultaten van bloedtesten te kunnen begrijpen. Studenten in de richting economie zullen weer vaker prijsindexcijfers moeten kunnen interpreteren. Communicatie-specialisten daarentegen zullen veel eerder case studies doen, kwalitatief onderzoek dus. Ik ben van mening dat het hoger onderwijs in haar leerlijnen rekening met deze specialisaties moet houden door in de cursussen ruimte te voor specifieke voorbeelden, toepassingen en opdrachten te reserveren.
  • Het opzetten en uitvoeren van praktijkonderzoek kan ook als een generieke competentie worden gezien. Immers, een student leert om een onderzoeksplan te maken met een haalbare planning. Verder leert de student projectmatig en probleemoplossend te werken, te functioneren in teams, rapporteren, communiceren en ga zo maar door. Allemaal generieke vaardigheden waar de student, eenmaal afgestudeerd, handig gebruik van kan maken in zijn prille loopbaan.

Ik lees terug wat ik zojuist opschreef. Studenten in het hoger onderwijs leren praktijkproblemen op te lossen met behulp van onderzoeksmethoden. Systematisch. Met resultaten die in de samenleving kunnen worden ingezet. Praktijkonderzoek is toch machtig interessant: onderwijs ontwikkelen voor toekomstige professionals, schakels zoeken in en met de samenleving. Samenwerken met enthousiaste docenten en onderzoekers. De toekomst van praktijkonderzoek in het hoger onderwijs ziet er rooskleurig uit.

Wat heb ik toch een leuk beroep! Tot de volgende keer!

Groetjes,

Nel Verhoeven