Afgelopen donderdag was het zover: de docentenmiddag Onderzoeksvaardigheden 2017. Ondanks grote concurrentie van het jaarcongres van de Vereniging voor Hogescholen, kwamen er ruim 140 enthousiaste docenten op af.

De aftrap werd verzorgd door Cor Sluijter van het CITO met een interessant betoog over het construct onderzoeksvaardigheden in het hbo. Hij liet zien hoe er bij CITO tegen dit construct wordt aangekeken. Voor ons als docenten en onderzoekers zijn onderzoeksvaardigheden een vanzelfsprekendheid, maar dat is lang niet voor iedereen zo. Op een instituut als CITO krijgen deze vaardigheden een heel andere lading, want daar wordt beleid gemaakt voor het toetsen van deze vaardigheden, voor het examineren van afstudeerprogramma’s en er wordt nagegaan welke vorm van assessment nu het beste werkt. Dit alles gebeurt niet zozeer opleidingsspecifiek, maar er worden adviezen voor het hele hbo gegeven, over alle opleidingen heen. En, waarom spreken wij altijd over onderzoeksvaardigheden? Onze young professionals moeten toch competent worden geacht, niet slechts vaardig?

Zelf mocht ik tweemaal een workshop geven over de balans tussen onderzoek en beroepsproduct tijdens het afstuderen. Voor mijn inleiding kon ik mooi voortbouwen op wat tijdens de keynote was gezegd. Immers, we doceren veelal onderzoeksvaardigheden, maar studenten moeten ook kennis over onderzoek vergaren en een onderzoekende en kritische houding ontwikkelen. Deze competenties ontwikkel je door veel onderzoek te doen. Al snel werd duidelijk dat veel opleidingen dat ook vanaf jaar één (nee, vanaf dag één) onderzoek als onderdeel van hun curriculum aanbieden.

De discussie ging over de stelling dat met de toenemende nadruk op beroepsproducten onderzoekscompetenties eindelijk de plek krijgen die ze verdienen: niet als doel op zich, maar als instrument. Zo leveren we professionals af met een kritische houding. Deze stelling op zich zorgde niet voor veel vuurwerk. Immers, willen we studenten opleiden tot competente professionals, dan zullen we ze een toolkit moeten bieden. Een gereedschapskist met instrumenten, vaardigheden en kennis waaruit ze op het juiste moment de juiste tools kunnen gebruiken. Daarnaast moeten we ze handvatten geven voor het ontwikkelen van een kritische en onafhankelijke houding, die ze te allen tijde kunnen inzetten. Niet alleen bij praktijkonderzoek!

Wat wel voor veel discussie zorgde is de vraag hoe de balans tussen onderzoek en beroepsproduct dan moet zijn tijdens het afstuderen. Dat verschilt, zo blijkt, per instelling, per opleiding en vaak zelfs per begeleider. Ongeacht de randvoorwaarden in het OER van iedere instelling. Verder werd veel gesproken over hoe we het afstudeerproject dan moeten beoordelen, wat de plek is van het proces in het geheel en hoe we ervoor kunnen zorgen dat docenten met alle vernieuwende assessmentmogelijkheden straks niet tot over hun oren in het werk zitten. Beide workshops eindigden met het delen van ervaringen en suggesties om afstudeerprojecten te beoordelen.

Een superbrainstorm sloot het geheel af (tenminste, als je de borrel niet meerekent). Als ik er zo op terugkijk, heeft deze middag veel opgeleverd: informatie, ervaringen, interessante inzichten, contacten en vooral veel inspiratie. Wil je nog even nagenieten of ben je nieuwsgierig naar de ervaringen van de deelnemers? Bekijk dan dit filmpje!

Graag tot volgend jaar! Ik ben er dan zeker weer bij! Jullie ook?

Veel groeten,

Nel