Waar staat thematische analyse in kwalitatief onderzoek?

Tijdens het webinar afgelopen mei kreeg ik veel vragen over de positie van thematische analyse binnen andere kwalitatieve benaderingen.

Thematische analyse is een tool om content onder de loep te nemen, in de analysefase van je onderzoek. Die content kan van alles zijn: een gesproken tekst, een video-opname, een document, een gespreksverslag etc.

Het type content moet in ieder geval niet worden verward met een stroming of dataverzamelingsmethode. Je kunt thematische analyse inzetten binnen allerlei stromingen, zoals bijvoorbeeld fenomenologie. Dit is een stroming waarin de beleving van de leefwereld van personen centraal staat. Daar kun je thematische analyse heel goed voor gebruiken, maar hier wordt ook vaak de meer fundamentele analysemethode van Colaizzi gebruikt Deze lijkt weer erg lijkt op de gefundeerde theoriebenadering . Voor studenten en minder ervaren onderzoekers is thematische analyse geschikter. Dat heeft te maken met de eenvoud van de te nemen stappen en de flexibiliteit die je als onderzoeker hebt: je kunt zelf beslissen welke stappen je in de analyse zet en hoe vaak je de stappen herhaalt.

Discourse-analyse is daarentegen niet zozeer een benadering, maar eerder een methode om de aard van de gegevens aan te duiden. Uitgangspunt daarbij is de betekenis die men verleent aan (gesproken) taal. Op het moment dat je in deze taaluitingen op zoek gaat naar samenvattende thema’s en codes, ben je met thematische analyse bezig. Datzelfde geldt eveneens voor narratieve analyse, waarbij je voornamelijk verhalen over de leefwereld van individuen verzamelt. Ook bij deze methode van dataverzameling kan thematische analyse een onderdeel van de analysefase zijn. Zowel bij discourse-analyse als bij narratieve analyse zoek je naar codes en groepeer je in thema’s. Verschil is dat je bij narratieve analyse de verhalen van de mensen analyseert en bij discourse-analyse de taal analyseert die wordt gebruikt. Een andere eenheid van analyse dus.

Thematische analyse heeft nog het meeste weg van de gefundeerde theoriebenadering, vaak beter bekend onder de Engelse benaming grounded theory. In deze gefundeerde theoriebenadering analyseren onderzoekers allerlei verschijnselen in de samenleving. Dat doen ze met behulp van rijke omschrijvingen (‘thick descriptions’), en met als doel om modellen en theorieën te ontwikkelen. Een inductieve benadering dus. Een deel van het instrumentarium van de gefundeerde theoriebenadering omvat coderen, hier lijkt deze benadering veel op thematische analyse. Voor praktijkonderzoekers heeft thematische analyse echter de voorkeur, omdat het beter toe te passen is bij praktijkonderzoek. Ook is thematische analyse te zien als een eenvoudige variant van de gefundeerde theoriebenadering.

Er zijn drie verschillen tussen de ene en de andere benadering:

  1. De gefundeerde theoriebenadering is fundamenteel, in de zin dat je in deze benadering altijd bezig bent met theorievorming.
  2. Het stappenplan van thematische analyse zijn richtinggevend, maar, in tegenstelling tot de gefundeerde theoriebenadering, niet dwingend.
  3. Bij het analyseren van kwalitatief materiaal is de gefundeerde theoriebenadering hoofdzakelijk inductief en fundamenteel: theorievormend.

Bij thematische analyse kan het ook om deductief onderzoek gaan. Dat betekent dat je bij thematische analyse vanuit een theoretisch kader en een begrippenkader kunt werken. Het kan ook zijn dat je de begrippen uit je operationalisatie als basis gebruikt. Voorbeeld van een analysemethode die deductief te werk gaat is de directed content analysis methode. Bij deze methode worden te analyseren codes afgeleid uit theorie of uit eerdere onderzoeksresultaten.

Er zijn verder gelijkenissen tussen thematische analyse, inhoudsanalyse (vaak gebruikt in communicatiewetenschappen) en de template analyse. De laatste twee zijn echter net als de gefundeerde theoriebenadering fundamenteel van aard.

De coderingsstappen uit thematische analyse lijken wel weer strek op die van de gefundeerde theoriebenadering. Bij beide benaderingen vat je tekstfragmenten samen in een begrip. Dat heet open coderen. Vervolgens voeg je codes samen: axiaal coderen. De fase van selectief coderen is echter anders dan bij de gefundeerde theoriebenadering, omdat je niet uit bent op een theorie of een model, maar meer op een kernachtige beschrijving van je gegevens en een antwoord op je (praktijk)vraag.


Meer lezen over de plaats en het gebruik van thematische analyse?

Baker, C., Wuest, J. & Stern, P. N. (1992). Method slurring: the grounded theory/phenomenology example. Journal of Advanced Nursing, 17, 1355-1360.

Boeije, H. (2004). Wat kun je met gefundeerde theoriebenadering? KWALON, 12(3), 13 – 15.

Brooks, J., & King, N. (2016). Template Analysis for Business and Management Students. London, Sage.

Morrow, R., Rodriguez, A. & King, N. (2015). Colaizzi’s descriptive phenomenological method. The Psychologist, 28(8), 643-644.

Van den Berg, H. (2004). Discourse analyse. KWALON, 9(2), 29 – 39.

Van Gorp, B. (2007). Het reconstrueren van frames via inductieve inhoudsanalyse: uitgangspunten en procedures. KWALON, 12(7), 13 – 18.

Van Manen, M. (2005). Fenomenologie: een kwalitatieve stroming met een verscheidenheid aan tradities. KWALON, 10(1), 30 – 36.

Van Staa, A. & De Vries, K. (2014). Directed content analysis: een meer deductieve dan inductieve aanpak bij kwalitatieve analyse. KWALON, 19(3), 46 - 54.

Visse, M. (2014). Hermeneutisch narratief analyseren: creëren van mogelijkheden. KWALON, 19(3), 18 – 26.