Ongelijkheid in de 21ste eeuw

Figuur uitsnede infographic SCP (bron SCP, 2023). 

Toen ik in de jaren negentig colleges sociologie volgde was ongelijkheid een populair onderwerp: het werd bepaald aan de hand van inkomens van mensen, hun opleiding en vermogen; de zogeheten ‘sociaal economische status’. Iemand met een lage sociaal economische status had minder geld, en daarmee ook minder mogelijkheden. Zo werd ongelijkheid in de samenleving gezien.

De laatste tijd staat ongelijkheid opnieuw in de belangstelling. In de eerste plaats omdat er veel crises zijn die mensen direct raken, zoals de huizencrisis, de stikstofcrisis, de energiecrisis. Daarbovenop politieke onrust en oorlog. Maar ook omdat onderzoekers zich realiseren dat ongelijkheid meer kanten heeft dan alleen economische. Nieuw onderzoek kijkt niet (alleen) naar economische factoren, maar ook naar andere factoren die zorgen voor verschillen in de samenleving. De verdeling die de onderzoekers gebruiken is niet nieuw: Bourdieu (1970) deed het al op deze manier in de vorige eeuw. In navolging van zijn werk kennen we vier soorten hulpbronnen:

  • Economisch kapitaal = inkomen / vermogen (en mogelijkheden om daaraan te komen)
  • Sociaal kapitaal= wie je kent (familie, kennissen, frequentie en aard van contacten)
  • Cultureel kapitaal = wat je kent en kunt (vaardigheden, maar ook hoe je leeft)
  • Persoonlijk kapitaal =wie je bent, bijvoorbeeld hoe (fysiek en mentaal) gezond je bent.

De combinatie van deze factoren bepaalt je positie in de samenleving en daarmee de mogelijkheden die je hebt in de samenleving (zeg maar aspecten van brede welvaart). Het rapport van het SCP (Vroomans et al., 2023) bevat een nieuwe typering van ongelijkheid op basis van deze kapitaalvormen.

Het Sociaal een Cultureel Planbureau heeft deze vier kapitaalvormen opnieuw in haar onderzoek naar ongelijkheid betrokken. Eigenlijk deed ze dat al in 2014 (Vroomans et al., 2014), maar met het verschijnen van het rapport een maand geleden kwam het onderwerp opnieuw in de belangstelling. Mijn interesse voor dit rapport is drieledig:

  1. De wijze waarop al deze vormen van kapitaal gemeten zijn
  2. De manier waarop het SCP naar cultureel kapitaal kijkt.
  3. De weergave van de resultaten.

Allereerst de wijze waarop kapitaal is gemeten. In hun rapport geven de onderzoekers aan dat ze voor iedere vorm van kapitaal indicatoren hebben bepaald. Indicatoren zeg maar instrumenten, vragen, metingen die (betrouwbaar) worden samengevoegd tot één van de vier kapitaalvormen (Vrooman et al., 2023, p. 26-27). Zo wordt onder economisch kapitaal je inkomen en vermogen gerekend. Voor cultureel kapitaal staat onder andere leefstijl, maar ook beheersing van het Engels en digitale vaardigheden. Onder sociaal kapitaal wordt gemeten wie je kent en hoe sterk deze verbanden zijn en persoonlijk kapitaal ten slotte wordt gemeten aan de hand van mentale en fysieke gezondheidsaspecten. Een aantal van deze indicatoren worden gemeten op een schaal, zoals bijvoorbeeld ‘leefstijl’. Daar wordt gevraagd hoe vaak iemand naar een restaurant gaat, een klassiek concert of naar het buitenland (voor vakantie). Van al deze schalen worden betrouwbaar factoren samengesteld en tezamen vormen ze de maat om te bepalen in welke klasse iemand zit. De uitkomsten wijzen erop dat er momenteel in Nederland zeven klassen zijn, met ieder hun eigen kenmerken en uitdagingen.

De verdeling van kapitaal brengt me op een tweede punt. Volgens Bourdieu behoort kennis en vaardigheden (en dus opleiding) tot cultureel kapitaal, maar het SCP schaart opleiding onder economisch kapitaal. Hoe zit dat? Opleidingsniveau geeft natuurlijk toegang tot een loopbaan en dus tot inkomen. Echter, een pleidooi om deze indicator onder cultureel kapitaal te scharen is even sterk: kennis en vaardigheden geeft mogelijkheden, toegang tot allerlei zaken in de samenleving (bijvoorbeeld digitale mogelijkheden).

Ten slotte raad ik jullie aan om eens te kijken naar hoe de onderzoekers hun resultaten presenteren. Ze doen dat in een lijvig rapport, dicht beschreven en niet voor iedereen even toegankelijk. Echter, ze doen dit ook door de presentatie van een infographic, met op één pagina een visualisatie van de belangrijkste resultaten. Een aanrader voor wie in één oogopslag wil zien waar het onderzoek over ging.

Het rapport geeft veel antwoorden, maar roept ook vragen op. Zoals de vraag wat we gaan doen met deze nieuwe kennis over ongelijkheid. Of zijn er nu alleen maar nog meer hokjes gekomen waar we groepen in kunnen stoppen? De discussie hierover is nog lang niet klaar. 


Verder lezen?

Bourdieu, P. (1970) La Reproduction. Éléments pour Une Théorie du Système  D’enseignement. Éditions de Minuit.

Vrooman, C., M. Gijsberts en J. Boelhouwer (red.) (2014). Verschil in Nederland. Sociaal en Cultureel Rapport 2014. Sociaal en Cultureel Planbureau.

Vrooman, C., Boelhouwer, J., Iedema, J. & Van der Torre, A. (2023). Eigentijdse ongelijkheid. De postindustriële klassenstructuur op basis van vier typen kapitaal. Verschil in Nederland in 2023. Sociaal en Cultureel Planbureau.  https://www.scp.nl/publicaties/publicaties/2023/03/07/eigentijdse-ongelijkheid.