Het is zomer in Nederland. Een echte Hollandse zomer, met veel wind en regen, prachtige wolkenluchten en een matige temperatuur. Goed weer om mijn schrijfwerk te doen. Momenteel werk ik aan een stuk over het opzetten en uitvoeren van interviews, en over technieken die je kunt inzetten om je interviews goed te laten verlopen.
Een vraag die bij het afnemen van interviews vaak wordt gesteld is hoe je als interviewer onafhankelijk blijft. Immers, je interesseert je voor het onderwerp en het verhaal dat de geïnterviewde gaat vertellen. Je hebt natuurlijk ook een mening over het onderwerp en je leert je gesprekspartner een beetje kennen. Wellicht ben je onder de indruk van het verhaal. Het kan ook zijn dat je het juist niet eens bent met je gesprekspartner. Hoe blijf je dan in je rol als onderzoeker, hoeveel afstand moet je eigenlijk nemen en wat doe je met je eigen mening?
Om deze rol goed te kunnen begrijpen moet je onderscheid maken tussen onafhankelijkheid en objectiviteit. Met praktijkonderzoek vergaar je kennis over een onderwerp en met deze kennis geef je antwoord op praktijkvragen uit de samenleving. Deze kennis is per definitie niet objectief. Op welke manier je ook aan onderzoek deelneemt (als onderzoeker of als onderzochte), je hebt een bepaalde mening over een onderwerp. Objectieve kennis bestaat daar niet echt in, zeker niet bij interviewonderzoek. Immers, het verhaal van je gesprekspartners, de ervaringen, meningen en gedrag zijn interessant, prikkelend, misschien zelfs ontroerend. En ook jij als onderzoeker hebt een mening, bent onderdeel van het onderzoek en van de samenleving waarin het onderzoek plaatsvindt.
Laatst zei een collega tegen mij: “Objectieve kennis bestaat niet, onafhankelijke kennis wel.” (Waas, persoonlijke communicatie, juni 2023). Hij heeft gelijk. Hoe ga je daar dan mee om tijdens je onderzoek? Wel, je accepteert dat ook jij niet objectief bent, maar je behoudt je onafhankelijkheid. Je doet als het ware niets met jouw mening, die doet niet ter zake. Je neemt de ervaringen, mening en gedrag van je gesprekspartners mee in het onderzoek, maar je behoudt afstand. Je maakt keuzes als onderzoeker en je gaat zelfstandig te werk. Het betekent ook dat je zelf geen belang hebt of zoekt bij de uitkomsten van het onderzoek. Het kan dus niet zo zijn dat een organisatie onderzoek doet naar haar eigen functioneren. Je ziet wel in reclames dat fabrikanten beweren dat hun afwasmiddel (significant) beter is dan de rest en dat ze daarom hun eigen afwasmiddel aanraden. Dat is reclame, geen onderzoek. En niet onafhankelijk.
Stel, je doet onderzoek naar de kwaliteit van de ouderenzorg, maar je hebt zelf als persoon de zorg voor je moeder. Als je interviews afneemt, dan zie en hoor je zaken die je als persoon kunnen raken. Bovendien moet je in het gesprek soms sturen om relevante informatie te krijgen. In je rol als onderzoeker ga je echter onafhankelijk te werk: je hebt wel een mening over de ouderenzorg, maar die houd je voor je, je doet er niets actief mee, ook niet in je sturing. Die is erop gericht om het interview goed te laten verlopen en om de vragen voor het onderzoek te beantwoorden. Je stuurt niet op jouw mening, maar op de vragen uit het onderzoek. Met de uitkomsten van het onderzoek schrijf je een advies voor de zorgketen. Daarin neem je alles mee wat je tijdens de interviews hebt gehoord, behalve je eigen mening.
Inmiddels is het opgeklaard, zon en wolken wisselen elkaar af en de temperatuur loopt op. Ik zet de deur van de studeerkamer open en schrijf verder.